Afbeelding

Zelfportret met baret, wijd open ogen en open mond, Rembrandt van Rijn, 1630 RP-P-OB-697.jpg

Interview Marc Swerts: Non-verbale communicatie, de smeerolie voor soepele interacties

Welke intonatie, handgebaren, lichaamstaal en gezichtsexpressies bepalen of een gesprek soepel loopt, of een spreker fijn is om naar te luisteren en of iemand sociaal overkomt? Marc Swerts wordt al ruim 40 jaar gefascineerd door die extra laag van gesproken taal. Een gesprek over wat we wel en nog niet weten over non-verbale communicatie en wat we met die kennis kunnen. ‘Of je mondhoek naar boven of beneden gaat, is een wereld van verschil.’

ANNEKE NUNN werkte als taalkundige en promoveerde op een spellingmodel voordat ze tekstschrijver werd. www.annekenunn.nl


Marc Swerts studeerde Germaanse filologie in Antwerpen met als specialisatie linguïstiek. Zijn afstudeer- en promotieonderzoek deed hij op het Instituut voor Perceptie Onderzoek (IPO) in Eindhoven. Met zijn VIDI-beurs ging hij naar Tilburg, waar oud-IPO-collega’s visuele communicatie onderzochten. Sinds 2006 doet hij daar, als hoogleraar discourse studies, onderzoek naar non-verbale communicatie in diverse talen. Daarnaast is hij schrijver van een romantrilogie en blues-saxofonist. www.marcswerts.com


“In gesproken taal heb je nood aan extra informatie. Spraak is vluchtig, het is meteen weer weg. Daarom heb je als communicatiepartner behoefte aan cues, kenmerken die signaleren of iets belangrijk is of onzeker. Auditieve kenmerken, zoals pauzes en toonhoogte, kunnen een boodschap erg kleuren. De mededeling ‘mijn vriendin is zwanger’ kan zonder context een blije of vervelende boodschap zijn. Als je hoort hoe de zin wordt uitgesproken, kun je de lading wel inschatten. In de loop van de tijd merkte ik dat je via gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en lichaamstaal een gelijkaardig soort dingen kon communiceren.”

Aanvankelijk beperkte Swerts zich noodgedwongen tot de hoorbare kenmerken. Totdat hij de beschikking kreeg over tools om hypotheses over visuele communicatie te kunnen toetsen, zoals een avatar. Dat is een kunstmatig gezicht waarvan de bewegingen zijn te manipuleren. Om bijvoorbeeld te achterhalen wat een wenkbrauwbeweging doet met de perceptie, kun je de zin met en zonder die beweging maken en testen wat het verschil is in verwerkingstijd.


Dit interview verscheen eerder in Tekstblad 2022, #5/6. Niets missen in de wereld van tekst en communicatie? Word abonnee van Tekstblad!


Een rood verkeerslicht moet opvallen

Swerts keek op verschillende manieren hoe auditieve en visuele kenmerken de status van de informatie signaleren. Is het belangrijk of niet? Is het zeker of niet? “Wie niet zeker is van zijn antwoord, kan non-verbaal laten doorschemeren niet te pretenderen dat het klopt. Ook handig voor de luisteraar. Onzekerheid blijkt uit een aarzelpauze, vraagintonatie of iemands gezichtsuitdrukking. Hoe onzekerder iemand is, hoe opvallender het visuele gedrag wordt.”

Iets vergelijkbaars geldt volgens Swerts voor feedback geven. “Zolang je een gesprekspartner kunt volgen, knik je af en toe lichtjes: ik snap het, ga maar door. Maar als je het niet meer snapt, zul je dat veel duidelijker signaleren. Je wil aan de ander laten opvallen dat er een probleem is en de interactie even tegenhouden. Het werkt zoals bij verkeerslichten. Het groene verkeerslicht hoeft niet zo op te vallen, maar het rode wel. Je moet stoppen, anders heb je kans op ongelukken.” 

Ook non-verbale cues zonder directe interactie

Ook als redenaar of nieuwslezer zetten mensen hun woorden kracht bij, zegt Swerts. “Uit analyse van Obama’s toespraken bleek dat hij vooral met de toonhoogte, duur en intensiteit van de syllabe markeert wat belangrijk is. Een deel van de geaccentueerde lettergrepen benadrukt hij ook nog met een hoofd- of wenkbrauwbeweging of handgebaar. Veel minder dan de toonhoogteaccenten, maar als hij het doet loopt het synchroon. Een gebaar maken op een ongeaccentueerd woord is lastig om te doen, maar voor de luisteraar ook lastig te interpreteren. Dat heeft met synergie te maken.”

Onderzoek van opnames van Nederlandse nieuwslezer liet ook een neiging tot synchroniseren zien. Daarnaast keek Swerts of nieuwslezer met hun gezichtsuitdrukking signaleerden of een boodschap positief of negatief is. Dat bleek inderdaad te zien. Ze waren bovendien veel expressiever bij het jeugdjournaal dan bij het journaal voor volwassenen. Zo stemden ze hun non-verbale gedrag dus af op het doelpubliek.

Welke spreker klinkt het fijnst?

Op dit moment onderzoekt Swerts welke prosodische kenmerken (klemtoon, intonatie, spreekritme) zorgen dat een spreker lekker is om naar te luisteren. Iemand die voorleest is dat in elk geval niet. “Dat is heel saai en vermoeiend om te volgen. Het is prettiger te luisteren naar iemand die ter plekke gedachten formuleert en af en toe hapert of ‘eh’ zegt. Dan kun je als het ware meedenken en meevoelen met die spreker.”

Verder vond Swerts aanwijzingen voor een averaging effect bij spreektempo, een voorkeur voor het gemiddelde. “Als je mensen twee gezichten laat zien en een derde dat een gemiddelde daarvan is, vinden ze dat gemiddelde gezicht het mooiste. Nu lieten we een zin door zeven mensen uitspreken en maakten een achtste versie door daar de gemiddelde duur aan toe te voegen. Daaraan gaven luisteraars inderdaad de voorkeur. We kijken nu in hoeverre dat generaliseert door het experiment te herhalen met andere zinnen en andere sprekers.”


Een jong vakgebied

Over het belang van non-verbale communicatie worden veel stellige uitspraken gedaan zonder onderbouwing. Swerts spreekt in dit verband van een paradox. Aan de ene kant is er al eeuwen de intuïtie dat het ertoe doet. Quintilianus, een retoricus uit de eerste eeuw na Christus, schreef al over het belang van handbewegingen en een glimlach. Maar de wetenschappelijk kennis erover begint eigenlijk nog maar net.

Zo wordt sinds het tv-debat tussen Nixon en Kennedy aangenomen dat je visuele presentatie essentieel is om verkiezingen te winnen. Maar Swerts vraagt zich af of dat echt wat doet. “Om dat te bewijzen zou je van alles moeten meten, wat nog niet gebeurt. Eigenlijk hoop ik dat charisma en visuele expressie minder belangrijk zijn. Dat mensen luisteren naar wat iemand zegt. Al praat ik dan in feite tegen mijn eigen winkeltje in.”


Knikken als je het snapt

De wetenschappelijk inzichten die inmiddels zijn opgedaan, kunnen gebruikt worden om natuurlijker avatars maken. Zijn er nog meer toepassingen? “Ik denk dan in eerste instantie aan leerprogramma’s”, zegt Swerts. “Bijvoorbeeld voor blinden die niet vanzelf hebben geleerd om visuele feedback zoals knikjes te geven. Daardoor kan een ziende gesprekspartner onzeker worden of de boodschap wel aankomt.”

“De timing van knikbewegingen is heel voorspelbaar. Als ik bij een zaal vol studenten vraag op de tafel te slaan als ze zouden knikken gaat dat heel synchroon. Je zou het dus blinden kunnen leren knikken waardoor ze plots veel natuurlijker overkomen. Minder ongemakkelijk voor de gesprekspartner, wat voor hen dan ook beter is. Iets vergelijkbaars geldt ook voor mensen met autisme. Een student vertelde me dat mensen niet merkten dat hij autisme heeft, omdat hij zichzelf de juiste non-verbale cues had aangeleerd. Daardoor kwam hij veel socialer over.”

Andere taal of cultuur, ander gedrag

Ook voor het leren van een andere taal zijn non-verbale kenmerken belangrijk. Zo signaleren talen als het Spaans – anders dan het Nederlands – geen contrastief accent in zinnen als: het is geen róde bal maar een bláuwe. Spanjaarden die Nederlands leren, moeten dat contrastief accent leren gebruiken.

Er zijn ook aanwijzingen dat je in een andere cultuur nieuwe gedragsregels moet aanleren. Swerts vertelt hoe hij samen met een Pakistaanse promovendus onderzocht of je aan het gedrag van kinderen kunt aflezen of ze een spelletje verloren of gewonnen hebben. “Nederlandse kinderen waren vooral expressief als ze verloren hadden; Pakistaanse kinderen juist als ze gewonnen hadden. En aan Japanse proefpersonen is onzekerheid veel minder goed af te lezen dan aan Nederlandse.”

Automatisch interpreteren is nog ver weg

Zijn er ook al programma’s te verwachten die visuele communicatie kunnen herkennen? Dat is helaas nog ver weg, zegt Swerts. “We weten nog te weinig om emotionele of attitudinele informatie automatisch te interpreteren. Ook omdat er waarschijnlijk veel variatie is tussen mensen. Bovendien zijn emoties gradueel. Als iemand ‘Amsterdam’ zegt en een systeem ‘Rotterdam’ herkent, is het duidelijk fout. Maar iemand kan een beetje boos zijn of woedend. Dat maakt het herkennen extra complex.”

Brandende vragen

Welke vragen wil Swerts nog graag beantwoorden? Die zijn er nog volop. “Hoeveel kunnen we bewust of via stemgebruik signaleren en is dat gekoppeld aan persoonlijkheidskenmerken of verwachtingspatronen? Zegt de mate van spiegelen van het gedrag van een gesprekspartner iets over iemands persoonlijkheidskenmerken of hoogte van het AQ, het autismespectrumquotiënt? Verraadt de frequentie van knikbewegingen hoe extravert iemand is?”

“Verder ben ik ook geïnteresseerd in variatie. Tussen culturen, maar ook binnen culturen. In hoeverre stemmen mensen non-verbaal gedrag af op omstandigheden zoals ruis op het kanaal, gesprekspartners en het medium? En wat is de effectiviteit daarvan? We hebben gemerkt dat interactie bij online vergaderen via Teams of Zoom soms wat moeizamer is. Je kijkt elkaar niet echt in de ogen en het beeld is vrij klein. Wie weet gaan we ons gedrag daar ooit op afstemmen, zoals we bij storend omgevingsgeluid duidelijker gaan articuleren. Dat zou ik in de toekomst nog wel eens willen uitzoeken. Kortom, er ligt nog een heel werkpakket.”


Het gemankeerde van geschreven taal

In geschreven taal gaan de meeste nuances van non-verbale communicatie volgens Swerts verloren. “Een deel kun je uitdrukken door interpunctie, lay-out of emoticons. Maar omdat de lezer zelf het tempo kan bepalen of iets opnieuw kan lezen, is die extra laag ook niet altijd nodig. En stel je voor dat je met letters ook al die gradaties zou moeten vastleggen. Dat zou zo complex worden dat niemand meer zou leren spellen!”

Emoji's veranderen de boodschap

Show, don’t tell

Dan heeft hij zeker bij het schrijven van zijn satirische romans over een fictieve Brabantse Universiteit niets aan zijn kennis over non-verbale communicatie? “Toch wel. Ik gebruik veel observaties. Of je mondhoek naar boven of beneden gaat, is een wereld van verschil. Ik vind het een sport om gevoelens als nervositeit niet te benoemen, maar te suggereren door te beschrijven hoe iemand zich gedraagt.”


Dit interview verscheen eerder in Tekstblad 2022, #5/6. Niets missen in de wereld van tekst en communicatie? Word abonnee van Tekstblad!